Theoretische grondslag behandelvisie
Het behandelaanbod is gebaseerd op de principes van het Risk-Need-Responsivity-model (RNR) en het Good Lives Model (GLM). Het RNR-model en het GLM zijn beide zorgvuldig ontwikkelde interventiemethoden.
Onze patiënten vormen vanuit hun problematiek een gevaar voor zichzelf en voor de maatschappij. Ze hebben een hoog risico op vertonen van grensoverschrijdend gedrag zoals bijvoorbeeld agressie of ander delict gedrag. Hun gedragsproblemen komen voort uit psychiatrische problemen, een ontwikkelings- of persoonlijkheidsstoornis (en trauma), een seksuele stoornis, verslaving of vanuit een combinatie van deze stoornissen. Onze behandelingen zijn erop gericht om de risico's te verlagen en terugkeer in de maatschappij mogelijk te maken.
Op deze pagina leggen we je meer uit over de instrumenten die we gebruiken bij het bepalen van de risicofactoren voor delict gedrag, het inschatten van delict risico’s en het volgen van de behandelontwikkeling. Wil je meer weten over de inhoud van de risico-gestuurde zorg, kijk dan eens op de onderdelen “wat doen we” en “leef-en behandelklimaat“.
Forensische scherpte is een term die je vaak hoort, maar een goede definitie is lastig te geven. In zijn algemeenheid gaat het bij risico-gestuurde zorg om het ‘alert zijn op (patiëntgebonden) risico’s’. Forensische scherpte houdt in dat je als forensisch medewerker/ behandelaar goed op de hoogte bent van risicofactoren voor delict gedrag en een goede intuïtie ontwikkelt voor wat gevaarlijk kan zijn en risicovol is. Het gaat om de vaardigheid om alle professionele kennis, informatie over de voorgeschiedenis van de patiënt en (subtiele) signalen te laten samenkomen tot een scherp beeld van de situatie en op basis daarvan te komen tot een weloverwogen beslissing.
Als forensisch medewerker/ behandelaar communiceer je hierover met de patiënt en collega’s en handel je (indien nodig) ernaar om het risico op onveilige situaties voor de patiënt, professionals en samenleving te minimaliseren. Je hebt oog voor de verschillende belangen (van patiënt, de omgeving en maatschappij) en kunt je afwegingen ook uitleggen.
Forensische scherpte bestaat uit de integratie van drie elementen (bronnen):
Naast de integratie van de drie elementen is het van groot belang woorden (professionele taal) te geven aan je bevindingen en overwegingen. Dit doe je als forensisch medewerker/behandelaar (vaak mondeling) in multidisciplinaire patiëntenbesprekingen (de zogenaamde VGB). Daarnaast doe je dat schriftelijk als rapportage (dossiervoering) en als correspondentie naar de patiënt zelf, zijn/haar naasten en naar verwijzers en externe deskundigen en rechtbanken.
Binnen de behandeling worden verschillende instrumenten gebruikt bij het vormgeven van de risico-gestuurde zorg en het hanteren van de risicofactoren van onze patiënten. Deze instrumenten hebben onderlinge samenhang, ze worden binnen de behandeling geïntegreerd en komen terug in de dagelijkse praktijk. We bepalen onze behandelinterventies op basis van de uitkomst(maten) van de verschillende instrumenten.
Om te waarborgen dat we deze instrumenten goed gebruiken wordt erop gecontroleerd door diverse checklists. Dit gebeurt intern door de afdeling Kwaliteit en Veiligheid en extern onder meer door inspecties.
Bij patiënten die zijn opgenomen met een forensische titel op een afdeling van OFZ moet jaarlijks een risicotaxatie worden afgenomen. Het streven is dat de eerste risicotaxatie binnen 6 weken na opname gedaan is omdat dit een voorwaarde is voor verlof.
Als risicotaxatie instrument wordt de HKT-r ingezet en op indicatie een ander instrument zoals de SSA voor zedenproblematiek. De HKT-r scoort het risico op recidive in gewelddadig gedrag op basis van kenmerken van de patiënt. Door de uitkomsten van de risicotaxatie in de tijd te vergelijken, worden de eventuele veranderingen in het risico in beeld gebracht. Het recidiverisico en het risicoprofiel met verschillende risicofactoren vormt de basis voor behandelinterventies, waaronder (extern) risicomanagement, therapie en verlof. Zie ook informatie over het RNR-model.
Routine Outcome Monitoring (ROM) is het routinematig meten van behandelvoortgang Binnen OFZ wordt gewerkt met de HONOS en de IFBE. De behandelvoortgang op de aanwezige problematiek en risicofactoren wordt op deze manier gemonitord. Bij elke behandelplanbespreking wordt de ROM-vragenlijst ingevuld. Door de resultaten te vergelijken wordt inzicht verkregen in de vorderingen die de patiënt wel of niet maakt. Ook kan op basis van de resultaten de behandeling waar nodig worden bijgestuurd.
Iedere opgenomen patiënt heeft binnen 6 weken na opname een actueel behandelplan. In het behandelplan van een patiënt staat beschreven hoe de behandeling wordt vormgegeven en aan welke delict-gerelateerde risicofactoren de komende tijd wordt gewerkt. De korte en lange termijn doelen voor het behandeltraject worden opgesplitst. Ook staat vermeld hoe deze doelen bereikt gaan worden en wie wat daarvoor gaat doen. Er is aandacht voor alle leefgebieden, onder meer in de vorm van therapieën en medicatie, dagbesteding of scholing en zaken rondom geld of netwerk.
Het voorkomen en verminderen van incidenten of terugval in probleemgedrag is belangrijk. Om daarbij te ondersteunen wordt voor elke patiënt een signaleringsplan opgesteld. Daarin wordt gekeken naar factoren die bijdragen aan ontregeling of het oplopen van spanning en factoren die beschermend werken. Door dit samen met patiënt (en indien mogelijk ook met diens naasten) op te stellen is het de bedoeling om vroegtijdig signalen te herkennen en escalatie of ontregeling te voorkomen. Binnen OFZ is een signaleringsplan voorwaarde voor het starten met verlof.
Voor patiënten met forensisch kader binnen OFZ zijn we verplicht om het afwegingskader delict ananalyse in te vullen. Bij ernstiger delicten of ongewone delicten wordt daarna een uitgebreide delict analyse gedaan. De delict analyse vormt samen met de klinische diagnostiek, de risicotaxatie en de ROM de input voor keuzes in de behandeling en het al dan niet toekennen van verlof. Een delict analyse helpt om scherper in beeld te krijgen hoe een delict tot stand is gekomen bij deze persoon en op welke factoren moet worden ingegrepen.
We zijn verplicht vanuit de landelijk ingevoerde meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling om bij al onze patiënten in kaart te brengen of er sprake is van een risico voor minderjarigen voor wie onze patiënten zorg dragen. We brengen het risico op kindermishandeling in kaart (of bedreigde ontwikkeling van de kinderen) net als het risico op mishandeling van een partner of iemand anders die afhankelijk is van de zorg van onze patiënten (bijvoorbeeld de ouders van een patiënt).
In het basisonderzoek in het EPD (onder het tabblad Risico), staan de verplichte vragen over het risico op kindermishandeling en huiselijk geweld. Deze vragen zijn een hulpmiddel om na te gaan of je de verdere meldcodes moet doorlopen. De vragen in het basisonderzoek zijn beknopt. Bij twijfel of bij zorg vult de regiebehandelaar een uitgebreidere vragenlijst in het EPD in. Aangezien de situatie van kinderen of naasten kan veranderen in de loop van de behandeling, is er terugkerend aandacht voor de situatie van kinderen of naasten en rapporteren we hierover. Ook hierbij is de vragenlijst een goed hulpmiddel .
Naast risico’s voor de omgeving is het van belang om oog te hebben op risico’s voor de patiënt zelf. We gaan bij iedereen na of er aanwijzingen zijn voor het risico op suïcidaal gedrag en zijn ons altijd bewust van dit risico. We volgende landelijke richtlijn om het risico op suïcide bij al onze patiënten in kaart te brengen (landelijk suïcidaliteitsbeleid). In het basisonderzoek in het EPD (onder het tabblad Risico) staan hierover enkele vragen die als hulpmiddel dienen om te bepalen of er een verhoogde kans is op suïcide. Als er een risico op suïcidaal gedrag is wordt dit als onderwerp opgenomen in het behandelplan en de evaluaties.
Suïcidaal gedrag (en het risico erop) bespreek je altijd met de regiebehandelaar en in een MDO (in aanwezigheid van een psychiater).