triangle
Ik durf nu trots te zijn: het is me gelukt!
Verhalen / Fivoor algemeen

Ik durf nu trots te zijn: het is me gelukt!

Mark

oud-patiënt

Wanneer iemand opgenomen is geweest in een tbs-kliniek is het voor hen lastig om, nadat zij hun behandeling hebben afgerond, daarover te spreken. Daardoor hoor je zelden de successen van patiënten die hun leven weer op de rit kregen. Mark kreeg celstraf en tbs met dwangverpleging opgelegd, werkte hard aan zijn herstel en stroomde succesvol uit. Hij vindt dat het beeld dat bestaat over tbs niet klopt en doet daarom zijn verhaal: ‘Het beeld is dat alle tbs’ers monsters zijn. Het is heus niet allemaal rozengeur en maneschijn, maar het is niet zoals de media schetsen.’

Zelf had Mark ook dat idee toen hij vanuit de gevangenis naar FPC de Kijvelanden ging. ‘Het was echt heel anders dan ik verwacht had,’ vertelt hij. ‘In de PI doen ze niks met je. Het enige wat voor hen belangrijk is, is beheersbaarheid. Het was een vijandig regime, waardoor ik ook wel eens onvoorspelbaar en opvliegend was. Daardoor kwam ik heel afwachtend de kliniek binnen, maar ik wist ook: er zitten dingen niet goed bij mij en nu krijg ik de kans er wat aan doen.’

Altijd al anders geweest

‘Toen ik in de rechtszaal hoorde dat ze voor tbs zouden gaan dacht ik: misschien is dat wel goed voor mij. Want ik heb eigenlijk mijn hele leven doorgehad dat ik anders was dan andere mensen. En inmiddels wist ik wel dat wat ik in het verleden heb meegemaakt niet normaal was’, blikt hij terug. ‘Vanaf mijn jeugd is er al een heleboel misgegaan. Ik werd fysiek en emotioneel mishandeld en dat maakte dat ik me in mezelf keerde. Ik leefde in mijn eigen bubbel en ging altijd zo’n beetje mijn eigen gang. Op een gegeven moment ontdekte ik drank, blowen en dat werd voor mij een manier om te dempen, om niet met mijn problemen bezig te zijn. En zonder dat ik het echt door had raakte ik verslaafd, dat sloop er in. Nu weet ik dat dat vermijding was, maar destijds was het een strategie die leek te werken. Zelf heb je dat niet door, want alles gaat toch goed? Maar als kind leerde ik dat als ik mijn boosheid uitte dat die de kop werd ingedrukt. Als ik verdriet had werd dat belachelijk gemaakt. Dus ik uitte mijn verdriet en boosheid niet. Aan de oppervlakte word je dan een heel vlak persoon.’ Dat ging heel lang goed, totdat zijn relatie op de klippen liep. ‘Ik heb mijn delicten gepleegd nadat ik gescheiden was. Ik voelde onmacht en woede naar alles en iedereen, door dat altijd maar opkroppen van emoties en problemen waar ik eigenlijk niet mee uit de voeten kon. Boosheid uiten werd een verdedigingsmechanisme. Na mijn delicten wist ik zeker: ik ben anders. En wat ik gedaan heb kan niet. Daarom ik was ook niet tegen tbs.’

Vertrouwen is een wisselwerking

In de kliniek hebben ze me gediagnosticeerd. Daar kwamen verschillende dingen uit. In het begin was het heel rommelig in mijn hoofd, wat het ook onoverzichtelijk voor de therapeuten maakte. Bij de een bracht ik dit in, bij de ander dat … zo van: jullie mogen dat bij elkaar puzzelen. Daar zijn we toen mee aan de slag gegaan’, gaat hij verder. ‘Ik heb ook geluk gehad, ik had een heel fijne schematherapeute bijvoorbeeld. Die therapie was zwaar, maar ook heel verhelderend. Ik kon met iemand helemaal uitspitten waar dingen vandaan kwamen. Een belangrijke factor bleek vertrouwen te zijn. Je komt binnen bij vreemde mensen en die moet je in vertrouwen nemen. Dan vraag je je af: vertrouw ik jou terecht of niet? In de kliniek zeiden ze: “we kennen je niet en het werkt twee kanten op, maar als jij laat zien dat je te vertrouwen bent, dan krijg je ook vertrouwen”.’ Tot die vertrouwensband er was, was het aftasten, maar naarmate die groeide durfde hij ook meer van zichzelf te laten zien in de behandeling. Want vanzelfsprekend was dat niet: ‘Als kind heb ik nooit vertrouwen meegekregen. Ik werd nooit vertrouwd. En het is een enorme wisselwerking. Wat je investeert krijg je terug. Ik ben een hoop goede therapeuten tegengekomen waar ik vertrouwen in kreeg en dat werd beloond. Dat gaf mij sterker het gevoel: ik kan hiermee door.’

Kansen om verder te komen

‘Het punt is wel, je moet het zelf doen. In de kliniek waren therapeuten, psychiaters, psychologen … alle hulp die je maar kunt willen is er. Je moet er alleen voor openstaan en jezelf durven prijsgeven aan mensen die je niet kent. Je moet jezelf een spiegel voor kunnen houden en jezelf afbreken. Daarna kun je dan weer gaan bouwen.’ Hij steekt zijn lof voor de medewerkers van de kliniek niet onder stoelen of banken: ‘Het is een slag mensen dat hun hart echt op de goede plek heeft zitten. Het zijn mensen die bereid zijn om met jou al je problemen aan te gaan. Want het merendeel van de tbs’ers zijn heel normale mensen met heel grote problemen waarvan ze niet weten hoe ze ermee om moeten gaan. De medewerkers geven je tips, hints, duwtjes in de goede richting, maar ze nemen je niet aan het handje. Zo werkt het niet, je moet er zelf keihard voor werken. Maar ze hebben me echt de kans gegeven om verder te komen. Voor mij was dat iets wat ik niet gewend was.’

Dingen durven doen

Mark zat al ruim anderhalf jaar op een gesloten afdeling toen hij geleidelijk meer vrijheden kreeg. ‘Ze keken stapje voor stapje: wat kun je aan. Want als je een paar jaar opgesloten bent geweest, dan voel je je eigenlijk niet meer op je gemak in de buitenwereld. Je komt uit een heel prikkelarme omgeving en de eerste keer komt er heel veel op je af. De wereld gaat heel snel en is druk. Ik herinner me dat ik met mijn begeleider bij een roltrap op een station stond en het gevoel had dat iedereen me aan stond te kijken. Dat iedereen kon zien dat ik een tbs’er was. Maar op een gegeven ogenblik kreeg ik door dat ze dat helemaal niet konden zien. Ik werd normaal behandeld en daardoor ging ik me ook weer een beetje normaal voelen. Daar moet je doorheen. Maar als je daar open en eerlijk over kunt zijn, dan kunnen ze je daarin begeleiden. En dan begin je ook met weer dingen durven doen.’ Zo ging hij rondleidingen geven in de kliniek om met zijn sociale angsten te leren omgaan. Hij schiet in de lach voordat hij verder gaat: ‘Je ziet de veroordelende gezichten van mensen als ze binnenkomen en de gezichten als ze weer weggaan met: dit had ik niet verwacht. Op een gegeven moment had ik onbegeleid verlof en toen ik terugkwam stond er een groep voor een rondleiding. Ik kon met die groep mee naar binnen lopen. In een therapielokaal deed een therapeut zijn verhaal en zei: een patiënt gaat ons nu rondleiden. Dus ik loop van achter uit die groep naar voren en ik zag ze kijken: jij stond toch net bij de deur? Jij kwam toch met ons naar binnen? Dat was heel bijzonder.’

Trots durven zijn

Uiteindelijk stroomde Mark uit naar resocialisatieafdeling de Blink, waar hij de volgende stappen zette in zijn herstel. ‘Daar woon je onder begeleiding in een groep met andere patiënten. Je kookt om de beurt, je eet gezamenlijk, houdt samen het huis schoon. Iedereen heeft zijn eigen taak en daardoor kunnen ze zien hoe je functioneert. Of je je taken kunt plannen, uitkomt met het geld voor boodschappen, hoe je omgaat met je medepatiënten en met mensen met wie je het niet kunt vinden. En of je kunt omgaan met de beperkingen en vrijheden die je krijgt.’ Hij schiet vol als hij zich realiseert hoe groot het verschil is tussen het begin van zijn behandeling en nu: ‘Ze hebben echt hun best gedaan om me te motiveren en verder te helpen. Al die duwtjes de goede kant op, dat heb ik mijn hele traject door meegekregen van ze. En dat maakt dat ik nu trots durf te zijn. Vroeger was ik nooit trots. Toen ik slaagde voor mijn examen was iedereen blij en ik had zoiets van: mooi, dat scheelt weer een hoop gezeik. Dat stukje zelfvertrouwen heb ik nooit gehad. Dat opbouwen heeft me veel moeite gekost. Ik was ervan overtuigd dat ik waardeloos was en niks kon. Daar zijn ze stapje voor stapje mee aan de slag gegaan tot ik begon te twijfelen: als jullie vertrouwen in mij hebben, is dat misschien wel terecht. Dan kom je op een punt dat je gaat denken: dit kan ik. En kijk eens waar ik nu zit! Ik heb een eigen huis gekocht, ik heb een vaste baan en geniet enorm veel vertrouwen op mijn werk. Het is me gelukt!’