triangle
Je moet in dit werk nooit opgeven
Verhalen / Fivoor algemeen

Je moet in dit werk nooit opgeven

Erica Hofland

coördinator FPA Den Haag

Wanneer patiënten in crisis raken of dreigen te raken kunnen ze vastlopen in hun eigen woonomgeving of in de kliniek waar ze op dat moment verblijven. Om te voorkomen dat hun situatie verslechtert of om de kans dat zij opnieuw een delict plegen te verminderen, worden ze dan kortdurend opgenomen op een Forensische High Care Unit. Erica Hofland werkt op de FHIC van de FPA in Den Haag: ‘Mensen komen op hun slechtst bij ons binnen, maar samen zorgen we ervoor dat patiënten weer stabiel worden.’

Erica kan kort zijn als ze vertelt waarom ze dit werk met plezier en vol overtuiging doet: ‘Het is in de eerste plaats de mens’, zegt ze. ‘Ik heb gewoon een ontzettend interessante baan. Het feit dat je regelmatig het punt bereikt dat je echt met iemand contact maakt, dat maakt het mooi.’ Want het contact aangaan is met deze groep patiënten niet vanzelfsprekend: ‘In het begin is dat vaak heel moeilijk. Ze zijn hartstikke ziek. Er kan agressie bij komen kijken, verdriet … En in de korte periode dat ze dan bij ons zijn ga je de mens achter de ziekte weer zien.’

Zorg voor iedereen

‘Niemand kiest zelf waar zijn wiegje staat’, gaat ze verder. ‘Soms denk ik, het gaat al verkeerd op het moment dat iemand geboren wordt. Je bent op je levenspad afhankelijk van zoveel factoren. Ik vind het erg als mensen daardoor zo in de problemen komen.’ Om daarvoor begrip te krijgen moet je het verhaal achter de patiënt leren kennen en je bewust zijn van culturele verschillen: ‘Je moet interesse hebben in andere culturen. Je moet goed weten waarom iemand iets doet en niet zoals je zelf bent opgegroeid als maatstaf gebruiken. Je zult bijvoorbeeld maar nooit geleerd hebben hoe je hulp kunt vragen en ontvangen. Ik denk wel eens: waar was het buurthuis, de school, familie toen de eerste signalen duidelijk waren? Want we hebben een heel mooi systeem in Nederland. Iedereen die zorg nodig heeft kan dat in principe ontvangen, maar mensen zouden niet zoveel leed hoeven doormaken als er ook eerder zorg zou kúnnen zijn.’ Tegelijkertijd heeft ze begrip voor de mensen die het onbegrepen gedrag van patiënten als bedreigend ervaren: ‘Je zult de buurvrouw zijn van iemand die zo in de war is, of de politieagent die op een incident wordt afgestuurd. Ik kies hiervoor. Ik heb een stevig team om me heen, stevige muren, medicijnen die kunnen helpen. Ik voel me veilig, omdat ik alles kan doen om mijn veiligheid te waarborgen. Mensen in de maatschappij die geconfronteerd worden met patiënten niet.’

Zorg voor iedereen

Collega’s zijn je veiligheid

Om het werk vol te kunnen houden en veiligheid te creëren voor patiënten én medewerkers, heb je elkaar als collega’s hard nodig: ‘Je moet goed voor jezelf zorgen en aangeven wat je kunt dragen. We zijn allemaal afhankelijk van elkaar, dus moeten we eerlijk zijn in hoe we erbij zitten. Je bent elkaars veiligheid en kunt geen ruis in je team gebruiken, want patiënten voelen dat aan.’ Gelukkig is er binnen Fivoor begrip voor het feit dat het intensief en bij tijd en wijle ook gevaarlijk werk is. ‘Mensen
worden hier soms door de politie binnengebracht, de politie vertrekt en wij staan daar dan’, legt ze uit, ‘Het enige wat we hebben zijn onze handen, onze woorden en elkaar. Dus je draagt verantwoordelijkheid voor jezelf, maar ook voor je collega’s. Je staat echt acht uur aan! Dan is het de kunst als je er een paar uur op hebt zitten en denkt: ik moet even een loopje maken door het bos, dat je een collega in laat vliegen. Al is het voor vijf minuten, want soms heb je dat even nodig.’

Zorgen met je hart

Het vertaalt zich ook in de manier waarop wordt gewerkt: ‘Er wordt niet luchtig over dingen gedacht. We denken goed na over of iemand afdelingsgeschikt is, of we kamerdeuren opendoen op een afdeling, hoe we in de samenwerking omgaan met een patiënt. Alles gaat in stapjes. We kijken goed of een patiënt het aankan. En kan dat nog niet, dan doen we een stapje terug.’ Omdat haar afdeling een FHIC is kunnen Erica en haar collega’s maatwerk bieden: ‘Natuurlijk hebben we afdelingsregels. Maar we hebben zoveel verschillende ziektebeelden op de afdeling, dat je niet iedereen hetzelfde kunt begeleiden. Het is heel erg zorgen met je hart.’ Wat daarbij helpt is dat patiënten echt even opnieuw kunnen beginnen wanneer ze worden opgenomen: ‘Als er veel incidenten met een patiënt geweest zijn in een andere kliniek, dan kunnen er systemen ontstaan rond een patiënt. De draagkracht van een team kan minder zijn geworden en de afstand tot de patiënt daardoor groter. Het mooie is, als iemand dan bij ons geplaatst wordt kennen we op papier zijn verhaal, maar we gaan er blanco in. Dan kun je een weer contact maken, omdat je blik nog niet gekleurd is.’

Kleine momenten van geluk

Op de FHIC ligt de focus daarom op contact aangaan met de patiënt, want vaak zijn die ernstig in de war. ‘Soms duurt dat contact niet meer dan een paar minuten. Maar dat zijn toch weer een paar minuten “waarde van leven” zoals ik dat noem. Ik vind het belangrijk om patiënten het gevoel te geven dat je altijd naast ze staat, ongeacht hoe ze zich gedragen. Vaak hebben patiënten niet eens door wat ze doen. Ze hebben alleen geleerd anderen van zich weg te jagen. Ze zijn altijd zo in verzet, dat mensen hen niet meer aan willen kijken. Als het verzet weg is komen de verhalen los. Ik ben ook heel realistisch hoor,’ benadrukt ze, ‘Ik kan maar korte tijd meelopen en zorgen dat het dan goed is.’ Het zijn de kleine momenten van geluk die haar drijven: ‘Gewoon samen met iemand koken die dat al jaren niet meer heeft gedaan, of een spelletje spelen. Laatst regende het heel hard. Een paar patiënten mochten begeleid naar buiten. Toen vroegen ze: mogen we alsjeblieft wandelen in de regen? Ze kwamen door- en doornat terug, maar intens gelukkig. Dat zijn van die kleine dingen.’

Nooit opgeven

Het uiteindelijke doel van een opname op de FHIC is mensen terug te laten stromen naar de kliniek waaruit ze overgeplaatst werden of naar hun eigen woonomgeving. Erica zou graag vaker willen laten zien hoeveel een opname voor mensen kan betekenen, zodat er meer begrip kan ontstaan voor de forensische psychiatrie. Want het contrast tussen bijvoorbeeld ziekenhuiszorg en de geestelijke gezondheidszorg is groot: ‘Het is nu bijna augustus en als je ziet hoeveel patiënten ik sinds 1 januari op mijn afdeling heb gehad met wie het beter gaat. Maar er is in de maatschappij zo’n hard oordeel over patiënten, over medewerkers … Dat vind ik soms lastig. Als iemand ziek is, wordt behandeld en herstelt, dan kun je daarover vertellen. Over het moois dat wij meemaken kunnen we dat niet.’ Verwijzend naar wat ze eerder zei, over het kunnen vinden en accepteren van hulp, noemt ze de patiënten ‘geluksvogels’: ‘Ten opzichte van mensen die de weg naar hulp nog niet gevonden hebben in elk geval. Ze hebben een dak boven hun hoofd, gezonde voeding, krijgen de juiste medicatie …’ Dat rust, structuur en aandacht van de behandeling een enorme verandering teweeg kunnen brengen blijkt uit het voorbeeld waarmee ze afsluit: ‘We kregen een patiënt die weken in de separeerruimte had gezeten. We hebben veel in de begeleiding geïnvesteerd. En toen het laatst mooi weer was, heb ik met hem en een paar anderen in de tuin vier-op-een-rij zitten spelen. Het kan dus! Je moet in dit werk gewoon nooit opgeven.’

Een opname op een FHIC duurt maximaal vijftien weken. Op de FHIC worden patiënten die in crisis verkeren of dreigen te komen tijdelijk opgenomen. Het verblijf heeft als doel stabilisatie, waarna terugkeer naar de verwijzende instantie weer mogelijk kan zijn.