triangle
We willen een goede buur zijn voor de mensen in de omgeving
Verhalen / Fivoor algemeen

We willen een goede buur zijn voor de mensen in de omgeving

Marte Beenen

manager Communicatie

Sophie Koek

vm. omgevingsmanager Fivoor

Wanneer de naam Fivoor valt, schiet menigeen al snel een aantal incidenten te binnen die zich afspeelden met patiënten van de klinieken. Een daarvan was de dood van Anne Faber in 2017. Nederland was geschokt en het dorp Den Dolder stond op zijn kop. De negatieve media-aandacht en kritische rapporten over de FPA Utrecht gaven aanleiding tot vragen en voedden het wantrouwen van omwonenden. Nadat zich in 2019 opnieuw een incident voordeed dat de gemoederen hoog deed oplopen, werd gekozen voor een andere manier van communiceren. Marte: ‘We wilden aanspreekbaar zijn en een goede buur voor de mensen in de omgeving. Daar past tijdig, open en goed communiceren bij.’

Wederzijds begrip kweken was en is hun grootste drijfveer. ‘Of het nou om de geestelijke gezondheidszorg gaat, de forensische zorg of de verslavingszorg waar ik nu werk, er wordt zo snel geoordeeld’, zegt Sophie, ‘Die stigma’s raken me altijd wel. Dan denk ik: het kan jou en mij ook overkomen. We merkten en merken nog steeds dat veel mensen iemand kennen die korte tijd psychisch ontregeld is geraakt of die heeft vastgezeten. Ik zou willen dat we minder snel overgaan tot buitensluiten, en dat er begrip ontstaat voor het feit dat iedereen even weg kan glippen in zijn leven, maar dat je ook kunt herstellen en weer opbouwen.’

Aanspreekbaar, zichtbaar en dichtbij

De directe aanleiding om het roer om te gooien was de commotie die ontstond nadat een patiënt in Den Dolder niet terugkeerde van onbegeleid verlof, vertelt Marte: ‘Dat een patiënt soms niet of te laat terugkomt is voor ons onderdeel van het werk, maar op de buitenwereld kwam het zo anders over. Het ging een heel eigen leven leiden. Het gevolg was veel negatieve media-aandacht en de afspraak met het ministerie van Justitie & Veiligheid en de gemeente Zeist dat we het direct zouden melden wanneer patiënten zich niet aan de verlofafspraken hielden. Fivoor heeft toen zelf voorgesteld om deze meldingen óók te delen met de omwonenden. Op verzoek van de burgemeester is er toen een omgevingsmanager aangesteld. Dat was Sophie.’ Die herinnert zich dat nog goed: ‘Ik zat op de camping met een baby op mijn arm toen me werd gevraagd om dat te gaan doen.’ Dat was zeker in het begin flink pionieren, want in de geestelijke gezondheidszorg bestond die functie nog niet. ‘Het was zoeken’, vertelt ze, ‘maar dat kon ik gelukkig samen met Marte doen: werkt dit? Hebben we op voorhand een oplossing voor problemen die we voorzien? Wat ik heb geleerd is om vooral mezelf te blijven en het op te pakken zoals ik ben. Zo ben ik ook de omgeving tegemoet getreden: de omwonenden, de burgemeester, de politie … Ik wilde iedereen leren kennen. Boodschappen doen in Den Dolder werkte bijvoorbeeld heel goed. Dan zag ik omwonenden en maakte even een praatje, of ik sprak met de ondernemers in het dorp, of ik kwam de wijkmanager op straat tegen. Dan kon ik horen wat er gaande was.’ Marte: ‘In die periode lagen we natuurlijk onder een vergrootglas en dat snap ik ook. Maar het was ook het moment om het tij te keren en dingen anders aan te gaan pakken. Sophie heeft daar een heel grote rol in gespeeld door aanspreekbaar, zichtbaar en dichtbij te zijn. Door te onderzoeken: wat zijn de wensen en belangen van de omgeving?’ En niet alleen de omgeving keek met argusogen naar de klinieken, omgekeerd raakten de harde berichten uit de media en reacties uit het dorp de medewerkers ook. ‘Er was ook een soort trauma van medewerkers richting de buurt. Collega’s zijn in de periode na de moord op Anne Faber bespuugd en durfden bijvoorbeeld niet meer met hun Fivoor-drinkfles naar de sportschool’, vult Sophie aan, ‘Terwijl je trots mag zijn op je werk. Je doet naar eer en geweten je best … wie zijn dan die mensen die soms zulke lelijke dingen over je zeggen? Dus ik ben ook intern bezig geweest om uit te leggen dat het gewoon mensen zijn die zich heel begrijpelijk zorgen maakten om hun veiligheid.’

Radicale openheid

De zorg voor het opbouwen van een goed contact ging continu door, vertellen ze allebei. ‘Dat was in het begin ook nodig’, meent Marte, ‘We hebben meteen gezegd: we gaan het goed doen. Drie maanden lang hebben we elke ongeoorloofde afwezigheid en elk incident gemeld. Ook ‘s avonds en ‘s nachts. Daarna hebben we het teruggebracht naar kantoortijden.’ Zo intensief inzetten op contact leverde wel veel op, zegt Sophie: ‘We hadden een haakje gevonden om mensen te bereiken. Daarna was het een kwestie van niet meer loslaten, betrouwbaar zijn, zorgen dat je er bent en je woord nakomen.’ Ze noemt het ‘radicale openheid’: ‘We hebben niets te verbergen. We hebben een functie in de regio en in de maatschappij: voor de patiënten om hen te helpen hun leven op te pakken en een acceptabel bestaan op te bouwen, en voor de samenleving om de
veiligheid te waarborgen. Dan moet je niet de indruk wekken dat er iets mistigs is, want dat is er niet. Dus kom maar kijken! We hebben een burenavond gehouden, die was stampvol. Toen konden we eindelijk laten zien waar het over gaat. Dan kun je laten zien hoe zo’n kliniek eruit ziet en wat onze patiënten doen. Als mensen er dan een gevoel bij hebben beïnvloedt dat ook hun oordeel en de betrokkenheid.

Omgekeerd zagen onze medewerkers wie de buren waren. Dat het eigenlijk heel aardige mensen zijn die vragen hebben. Er was een ervaringsdeskundige die avond’, vertelt ze, ‘die zei: “Eén rotte appel bederft de hele kist, maar moet je eens kijken naar die andere appels. Fijn dat jullie er zijn om dat te doen.”’ Marte valt haar bij: ‘We hebben bijvoorbeeld ook een algemeen beeld gegeven van de achtergrond van onze patiënten. Welke delicten hebben ze gepleegd, welke stoornissen hebben ze …’ En ook daarin hielden ze niets achter. Sophie: ‘Daar zat ook iemand tussen die een levensdelict had gepleegd. Mensen werden daar heel zenuwachtig van. Maar die mensen zijn er ook in onze samenleving. Wij proberen ze te helpen. Buren mogen dat weten. Natuurlijk kwamen er vragen, maar dat is toch hartstikke logisch? En als wij daar iets in kunnen betekenen, dan doen we dat graag.’

Fivoor

Gezamenlijk belang

Ook de manier waarop Fivoor omging met de media is toen aangepast, vertelt Marte: ‘We gingen van “nee tenzij”, naar “ja mits”. Eerder deden we verzoeken vanuit de media af met een schriftelijke reactie, maar we wilden ook daarin meer openheid. Sindsdien zoeken we proactief de media op. Die verandering was heel belangrijk voor onze collega’s. Ze hadden eindelijk het gevoel dat ook hún verhaal verteld werd en het bestuur voor hen ging stáán. En in de buitenwereld heeft het bijgedragen aan het verminderen van de polarisering tussen de buurt en ons. Want de media speelden ons ook tegen elkaar uit’, voegt ze toe. Daarin konden Fivoor en het dorp elkaar vinden, volgens Sophie: ‘Journalisten stonden niet alleen in onze voortuin, maar ook bij de omwonenden. Daar hadden we dus allebei last van en dat maakte dat we begrip voor elkaar konden opbrengen en konden zeggen: dat moeten we anders doen. Want als een journalist bij ons het verhaal haalt hoe vervelend de buurt is en dan naar de buren gaat en vertelt dat Fivoor hen zo lastig vindt, dan kun je geen leuk antwoord meer geven. We hebben met elkaar bereikt dat we geen van beiden meer olie op het vuur gooiden en daarmee doofde de nieuwswaarde vanzelf uit.’ Ook wanneer media-aandacht verwacht werd, was Fivoor de eerste om dat aan de buren kenbaar te maken: ‘We konden daarop goed samenwerken. Het was niet leuk dat Den Dolder slecht op de kaart stond, niet voor de mensen die er wonen, niet voor de ondernemers en niet voor de zorginstellingen die er zitten. Er was een gezamenlijk belang om het beeld over Den Dolder te herstellen.’

Goede buren zijn

Die nieuwe manier van werken had resultaat, hebben ze ervaren. Marte: ‘Ik durf inmiddels te zeggen dat het voor ons persoonlijk, voor de patiënten, voor Fivoor als geheel en voor de sector veel heeft opgeleverd. Het was echt nieuw dat een omgevingsmanager werd ingezet. Ik ben ook wel gebeld door andere organisaties die bijvoorbeeld een nieuwe locatie gingen
ontwikkelen en vroegen: hoe doen jullie dat? Kunnen we even sparren? En als we dan vertellen wat we allemaal doen vallen ze soms van hun stoel.’ Wat vooral bijzonder bleek te zijn was de openheid, gaat ze verder: ‘We zijn een organisatie waar dingen kunnen gebeuren die in negatieve zin de media halen. Dan moeten we dus ook goed zijn in het communiceren daarover.’ Toen zich in 2020 in FPC de Kijvelanden een incident voordeed plukten ze daar de vruchten van: ‘Wat we van Den Dolder geleerd hadden, konden we daar toepassen. Samen met de omwonenden, de gemeente Albrandswaard en zorgorganisatie Antes hebben we daar bijvoorbeeld een sms-dienst ontwikkeld. We wilden tegemoetkomen aan omwonenden die behoefte hadden aan geruststelling en een gevoel van veiligheid. Want Fivoor wil een goede buur zijn voor de mensen in de omgeving.’